ffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffffffffff
ffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
ffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
fffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
ffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff
ffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffffff

zondag 13 mei 2007

Scheuren

Het is nog licht als ik om half twaalf naar huis rijd. De weg is verlaten en het uitzicht is mooi met een zon die maar niet onder wil gaan en de bergen rondom mij een schilderachtige gedaante geeft. Veel tijd heb ik niet om er naar te kijken om dat de snel op elkaar volgende bochten mij uitdagen ze snel achter mij te laten en mij in dank een gevoel van onoverwinnelijkheid geven. De housebeat op volle kracht zweept mijn verbeelding nog verder op en één met de auto en de weg vliegt de tijd voorbij en is de wereld even geen probleem meer. De oer krijger, de jager in mij, mijn instinkt, krijgt vrijspel tijdens deze rit waar iedere bocht is als de beer die jou met één klap kan doden of het zwaard van de tegenstander die je ieder moment onverdraaglijke pijn kan bezorgen. Het gevaar kan je het leven kosten maar, hoe contradictionaire ook, het geeft je ook het leven, het leven van een mens in zijn volle glorie totaal in controle zonder weet daarvan. Het denken word verslonden door de bochten die in rap tempo elkaar volgen, te snel om mij te laten beslissen wat te doen. Mijn armen weten wat te doen, mijnvoeten weten wat te doen, mijn zintuigen geven ze ongefilterde informatie, ik ben passagier. Ik heb even tijd om na te denken nu ik afstand heb van het leven, mijn kennis kan zich tonen in zijn zuiverste vorm zonder vertekening die het normaal heeft door de waan van de dag, ik mediteer.

Ik zweef door de ruimte. Ongeveer één meter tachtig boven de grond. Dat is wat ik weet in de wereld waar we van de meter uitgaan. Mijn ogen zijn een soort ramen maar niets geeft mij de indruk dat ik het huis ben, mijn ogen zijn als ramen die in het luchtledige zweven en ik kijk daar doorheen. De ramen in het luchtledige lijken verbonden te zijn met armen, benen, een lichaam, maar niets geeft mij de indruk dat ze van mij zijn ook al zijn ze al vierendertig jaar bij mij. Een arm gaat omhoog, dat moest hij van mij, die arm daar buiten mij, hij doet het ook maar ik heb geen weet van het inschakelen van de verschillende spieren laat staan van de plek waar hij heen moet. Ik kan hem laten stoppen maar waarom hij precies daar is en niet vijf centimeter naar rechts weet ik niet. Ik kan willen lopen, mijn linker been gaat naar voren, mijn rechterbeen daarna en weer mijn linker. Mijn linker voet stapt op een steentje en brengt mijn lichaam uit balans, ik ben dit kijkend door mijn raam gewaar maar hoe mijn lichaam in balans blijft heb ik geen weet van laat staan controle. De stap op de steen met mijn linker voet brengt tientallen spieren in beweging, in mijn benen, heupen, rug, schouders en wie weet waar nog meer. Dit alles in volkomen harmonie om mijn balans weer terug te brengen, vliegensvlug zonder mijn weet. Ik draag iets, mijn lichaam, op om te gaan maar van het proces van beweging heb ik geen bewustzijn, ik kijk alleen maar door mijn raam. Ik zweef dus voort, ongeveer één meter tachtig boven de grond zonder weet van mijn lichaam. Ik kan mij een voorstelling maken van mijn lichaam, ik heb het gezien in de spiegel, ik zie anderen om mij heen maar als ik het probeer te voelen dan voel ik niets. Wat ik voel is het contact dat mijn lichaam maakt met de wereld om mij heen. Ik voel mijn kleren, maar niet mijn lichaam. Ik voel mijn verbrande vel, maar niet het lichaam waar dat vel omheen zit. Mijn lichaam is een idee, iets wat ik geleerd heb, wat we zien maar wat we niet voelen. Ik heb geen bewustzijn van het kloppen van mijn hart, dat klopt uit zichzelf, mijn spijsvertering weet ook prima wat het moet doen, ik heb daar geen bewustzijn van. Het enige waar ik mij bewust van lijk te zijn is die kijk door dat raam op één meter tachtig hoogte. Ik kijk dus ik besta. Ik probeer nu mijn lichaam te voelen maar ik voel alleen maar bepaalde punten, mijn zitvlak op mijn zitting, het gebreide patroon tegen mijn rug van mijn trui klemgedrukt tussen mijn rug en de leuning, het stuur waar mijn linkerhand is en de versnellingspook die soepel van vier naar vijf word gedirigeerd door zijn Japanse precisie mechaniek. Zo kan ik een lijst maken van wat ik voel maar mijn lichaam als geheel is daar niet bij, mijn lichaam is een illusie, ik heb alleen maar gevoellens, indrukken, een idee van een lichaam. Ik heb dus weet van bepaalde drukpunten die mijn denkbeeldige lichaam maakt, het lichaam dat ik wel zie maar niet voel, ik zweef in de lucht en kijk naar de wereld maar dat ik kan kijken omdat mijn ik in een lichaam zit weet ik alleen maar, dat voel ik niet, het enige wat ik weet is dat ik naar de wereld kijk en gevoelens heb, ik voel dingen en ik zie dingen. Ik heb dus een indruk van bepaalde gevoellens maar als ik probeer na te gaan van welke gevoellens dan kan ik daar geen patroon in vinden. Iets in mijn lichaam bepaald welke gevoellens mijn bewustzijn bereiken. Soms lijk ik er vat op te hebben als ik bijvoorbeeld bewust het gebreide patroon dat tegen mijn rug drukt probeer te voelen. Dan voel ik het ook maar de overige tijd voel ik het niet omdat mijn aandacht niet daar is. Maar mijn lichaam drukt nog steeds tegen de leuning dus de zenuwen in mijn rug geven nog steeds signalen van dit gebreide patroon door. Wie bepaald er eigenlijk wat ik voel? Ik kan een gevoel van moeheid hebben als iemand mij om een vervelende klus vraagt maar als een minuut later de liefde van je leven vraagt om een samen een fietstocht te gaan maken dan is de moeheid verdwenen. Wat is de waarde van die moeheid. Is je lichaam echt moe, dan kan natuurlijk, en is de liefde sterker dan het lichaam en voel je de vermoeidheid niet meer of kan het ook zijn dat je lichaam niet moe was maar dat de vraag om een klus te doen je het gevoel gaf moe te zijn, een vermoeid lichaam te hebben. Beiden zijn mogelijk maar in hoeverre kun je dan zeggen ‘ik ben moe’, moet je eigenlijk niet zeggen ‘ik wil moe zijn’. De trui die tegen je rug drukt of de vermoeidheid zijn eigenlijk beiden het zelfde, soms gaat het automatisch of je het wel of niet voelt en soms kun je het bewust sturen.

Honderd twintig, bord, zestig. Ho krijger, even rustig aan. En even heb ik weer de macht over het stuur in kijk ik bewust naar de witte streep op de weg en naar de slapende huizen om mij heen en let op de kleine kans dat er plotseling kinderen oversteken. Het is al over twaalven dus dat, dat gebeurt zal niet groot zijn maar gelukkig kan ik de krijger in mij wel in zijn hok stoppen en laat ik hem niet wild om zich heen slaan in de bewoonde wereld, die wereld wil ik niet lastig vallen met mijn krijger, die wereld snapt daar niks van, deze slapende mensen die morgen weer aan het werk moeten hebben hun krijger diep weg gestopt onder een stapel verplichtingen. Mijn gemijmer van zonet zal ze weinig zeggen, te nuchter zijn ze daar voor, hun voelen misschien ook wel een trui in hun rug drukken maar gaan dan verzitten en mijmeren daar niet over weg. Te druk met alle wetten die ze moeten volgen en alle gewoontes die ze volgen om de waarde van hun gevoellens in twijfel te brengen. Te laf om ze in twijfel te brengen, te laf om hard op die bocht af te rijden zonder bang te zijn voor die eventuele eland die daar kan staan. Te veel denken dat ze controle hebben over hun lichaam, hun gevoelens, hun leven om het nootlot te kunnen ontwijken. Gelukkig, het wit zwarte bord met de streep door de zestig, weg uit deze lijkenlucht. Het gaspedaal gaat dieper en ik realiseer mij plotseling dat ik meer weet heb van alle processen die zich nu af spelen in deze auto dan in mijn lichaam, het lichaam dat ik al zolang bij mij heb. Maar weer is een bewijs hoe weinig ik weet heb van de werking van het lichaam, hoe weinig het mij verteld. Het gaspedaal gaat naar de vloer en trekt de gaskabel aan die een nok tegen zijn veer in trekt en de elektrische regeleenheid het signaal geeft aan de injectoren om brandstof in te spuiten via vier injectoren die samen met de lucht in de juiste hoeveelheid wordt aangezogen door de zuigers waarvan de inlaatklep op dat moment open is en die weer sluit als de zuiger alweer op weg is naar boven en de lucht/brandstofmengsel wordt samengedrukt tot de zuiger net over zijn hoogste punt is en het ontstoken wordt door een krachtige vonk van de bougie die een verbranding doet volgen waardoor het mengsel in duizelingwekkende staat uitzet en de alweer naar benedengaand zuiger extra kracht geef en zo het voordeel beslecht in faveure van de auto ten opzichte van de zwaartekracht, luchtweerstand en wrijving om zich voort te bewegen doormiddel van het aandrijven van de wielen via een differentieel dat één draaiende beweging omzet in twee en op zijn beurt weer wordt aangedreven door de kracht van de verbranding die via een drijfstang verbonden is met een krukas die alle vier de zuigers een kracht af laat geven in een vast patroon waardoor een continue krachtafgifte aan de koppeling kan worden geven die op afroep en in dit geval alle kracht doorlaat aan de versnellingsbak die via verschillende tandwielen een ideale aandrijving kan geven naargelang de snelheid en dus zwaartekracht luchtweerstand, en wrijving. Zo draaf ik dus weer verder op mijn paard en trek mijn zwaard de vijand te gemoed die ik zonet achter heb gelaten.

Die mensen in hun slaaphuizen, die dromers, wat moeten die nou met mijn “raam op één meter tachtig”. Die mensen vinden mij een dromer, ‘wat nou een krijger’ hoor ik ze al zeggen. ‘Wat nou ik beweeg mijn arm niet’ zeggen ze daarna. ‘Ik beweeg hem toch’,‘hier kijk’. ‘Mijn lichaam voelen’, ‘wat een onzin’, ‘daar houd je, je toch niet mee bezig’. En gelijk hebben ze, soms wou ik dat ik in hun droomwereld kon wonen waar liefde, liefde is en pijn, pijn en waar de vraag naar het waarom niet gesteld word. Maar die zelfde mensen, die dromers, die staan mij in de weg. Op de wegen rijden ze slaafs volgens de regels, de regels die hun in alle facetten van hun leven controleren, mij in de weg en deze burgerman is ook de grondstof voor alles dat fout is op deze wereld. Als krijger, als kunstenaar heb ik geen tijd om mij aan de regels te houden. Er is nog nooit een kunstwerk gemaakt volgens vaste regels. Kunst is ge-weten-loos. Kunst is gevoel. Deze burgermannen waarderen de kunst, ze genieten ervan en voelen soms geluk, een goed gevoel bij het ervaren ervan. Soms laat de burgerman zich gaan in wilde seks, een achtbaan rit of een spel en voelt even niets, hij is even zonder controle, is even krijger, kunstenaar. Maar, zoals na ieder hoogtepunt, komt het zonde besef en loopt hij snel weer in het gelid. De burgerman bewonder de kunst maar is bang om het te maken, bang om controle te verliezen. De burgerman conformeert zich graag met zijn buurman. De burgerman aapt graag na. De burgerman bracht Hitler. De burgerman bracht Stalin. De burgerman bracht Mao. De burgerman bracht Pol Pot. De burgerman bracht Sadam. De burgerman bracht Bush. De burgerman wast zijn handen in onschuld en speelt slachtoffer terwijl het, het hout is dat deze vuren doet branden. Zonder conformisme, zonder na-aperij, zonder angst om anders te zijn was er geen Hitler geweest. Hitler is een mannetje die in zijn uppie een waardeloze kunstenaar was maar hij ontstak wel de grootste wereldbrand in de geschiedenis van de aarde. De burgerman is tegenwoordig individualist, net zoals zijn buurman. De burgerman denkt tegenwoordig dat een Hitler niet meer kan in onze maatschappij. De burgerman maakt zich tegenwoordig niet meer druk om de wereld, net zoals het dat nooit gedaan heeft. De burgerman maakt zich wel zorgen om het milieu, omdat zijn buurman dat ook doet. De burgerman… ho, daar rijd er één, even rustig aan en wachten tot ik er voorbij ga. Niet druk maken Christiaan. We leven in een vrije wereld. Als die persoon midden in de nacht vijfenzeventig wil rijden dan is dat zijn goed recht, je hoeft hem niet meteen voor nazi uit te maken. Misschien is het wel een oud opa-tje die niet harder kan en nog nageniet van het hoertje waar hij net geweest is. Ah, ruimte daar gaan we weer. Ik kijk even naar recht, ja hoor, vijftig plus ambtenaar en burgertrut met zure gezichten die in al hun christelijkheid mij nu van alles toewensen aan hun blik te zien. Sterf.


Waar zal ik mij eigenlijk om druk maken. De wereld is nooit rechtvaardig geweest en dat ik dan toevallig arme sloebers heb gezien in Cambodja die sterven in een ziekenhuis waar wij onze kippen nog niet eens laten lopen en daarom misschien oprecht verbaast ben over onze gierigheid kan ik mijn mede burgers niet kwalijk nemen. Op tv zie ik wel is mensen die dat ook hebben gezien en ook verbaast zijn en zich kwaad maken maar, zoals gezegd, voor de meeste mensen is dat een ver van mijn bed show. En de mensen zullen ook wel gelijk hebben als ze zeggen dat je daar niets aan kan doen, de wereld is nu eenmaal zo en dat ik maar niet zo moeilijk moet doen. Misschien hebben ze wel gelijk, misschien moet ik mij er wel bij neer leggen. Waarom zal ik mijn hoofd nog pijnigen en denken dat ik daar iets mee bereik? Waarom? Honderd twintig…honderd dertig…harder… daarom dus. Die burgermannen en hun idealen, de maatschappij, die zijn als bochten en ik rijd graag hard over die gevaarlijke wegen om mij één te voelen, om het gevoel te hebben dat ik leef. Ik kan niet meer in de maat lopen. Ik moet mijn medemens eigenlijk dankbaar zijn. Zij zijn bocht en avontuur voor mij.

Ha, bijna thuis Die laatste bochten zijn altijd het verraderlijkst, niet alleen omdat er veel hobbels in zitten maar ook omdat ik bijna thuis ben en dus kan verslappen, je bent nooit bijna thuis. Maar nu rijd ik het zandpad op en zie ik mijn huisje en kan ik weer rustig aan doen. Ik laat de motor nog heel even draaien, bedank mijn auto stilletjes dat hij het nog steeds goed doet. Ik stap uit en doe de deur op slot, ik voel even aan de banden hoe warm ze zijn en merk dat alles goed is, hij staat weer opstal. Drieënzestig en een halve kilometer in negenendertig minuten, dat is… zestig gedeeld door negen dertig maal drieënzestig en een half…dat is ongeveer zevenennegentig kilometer per uur gemiddeld. Mmm… die zomerbanden laten me dus zeven kilometer per uur harder rijden, moet ik ook maar weer is zomers gaan denken, kan ik ook harder over mijn medemens heen rijden.

2 opmerkingen:

Anoniem zei

Wederom prachtige Christiaanse gedachtels! Ik heb er van genoten en laat het op me inwerken.

Mijn onbewuste gedachten zullen er wel weer wat mee doen, mijn onbewuste lijf, mijn hersens, zullen er wel weer of weer niet naar handelen.

Onbewust.

Liefs Wen

Anoniem zei

o0hh wat zijn de uitzichten prachtig op de afbeeldingen.. ik kon mijn ogen er niet van af halen :) wel leuk dat ik zomaar dit soort dingen zie terwijl ik op zoek was naar heel wat anders.. maar in ieder geval bedankt voor de moeite die je hiervoor hebt gedaan, het zal de moeite wel echt waard geweest zijn..

sra :)